Source text in Dutch | Translation by Jacques Marchand (#18925) |
In de zeventiende eeuw krijgt de term carnaval in Europa de overhand voor feesten die zich kenmerken door vermommingen, ommegangen, de instelling van een spotheerschappij met een eigen hiërarchie en uitbundig eten en drinken. In de middeleeuwen sprak men van de Vastenavondviering, waarin men nog één keer luidruchtig kon feestvieren met veel spijs en drank om vervolgens vanaf Aswoensdag de Rooms-katholieke vastentijd in te gaan als voorbereiding op Pasen. In één van de verklaringen voor het woord carnaval wordt de relatie tussen dit uitbundige feest en de daarop volgende vasten gelegd: carne vale betekent vlees vaarwel. Een andere verklaring voor het woord bestaat uit de veronderstelde afleiding van carrus navalis, een scheepswagen die in de Vastenavondtijd door de straten werd getrokken met aan boord vermomde vierders. Carnaval in Nederland Het carnaval is een feest dat vooral in de provincies Limburg en Noord-Brabant drie dagen lang het dagelijks leven in zijn greep heeft. Carnavalsvierders trekken verkleed door de straten en zoeken elkaar op in kroegen en feestzalen. De feestlocaties zijn versierd met maskers en serpentines en de feestmuziek kent zijn eigen carnavalsrepertoire. Het tijdstip van de viering is afhankelijk van de wisselende datum waarop Pasen jaarlijks gevierd wordt. De zevende zondag voorafgaande aan Paaszondag is carnavalszondag. De vele Prinsen Carnaval nemen op carnavalszaterdag of -zondag voor drie dagen op rituele wijze de macht van de burgerlijke autoriteiten over in dorpen en steden (de machtsoverdracht of sleuteloverdracht) en vieren met hun onderdanen, de carnavalsvierders, de tijdelijke vestiging van hun narrenrijk. Carnavalsvierders verkleden zich in een door hun gewenste uitdossing en nemen in een driedaagse carnavalsroes bezit van de straat en de café’s. Op één van de drie carnavalsdagen trekt de optocht door de straten: de zegetocht van Prins Carnaval. En op carnavalsdinsdag rond middernacht wordt in veel plaatsen in een collectief afsluitingsritueel afscheid genomen van het narrenrijk en zijn Prins. Carnavalsmascottes en symbolen worden dan verbrand, begraven of verdronken. Op Aswoensdag wordt het dagelijkse leven weer opgepakt. | Au XVIIe siècle, le terme Carnaval prend le dessus en Europe pour des événements caractérisés par des déguisements, des processions, la mise en place d'une puissance satirique avec sa propre hiérarchie et une exubérance de nourritures et de boissons. Au Moyen Âge, on parlait de la célébration de Mardi Gras, pour laquelle on pouvait fêter une fois de plus bruyamment avec beaucoup de nourriture et de boisson, puis à partir du Mercredi des Cendres se mettre en période de jeûne appelée le Carême pour la préparation de la fête de Pâques. Dans une des explications du mot Carnaval, on y trouve une relation entre cette fête exubérante et le jeûne ultérieur: Carne vale signifie adieu viande. Une autre explication pour le mot, proviendrait du dérivé supposé de carrus navalis, un véhicule de navigation qui était tiré à travers les rues, pendant Mardi Gras, avec à bord, des fêtards déguisés. Carnaval aux Pays-Bas Le Carnaval est une fête qui pose son emprise pendant trois jours dans la vie quotidienne, en particulier dans les provinces de Limbourg et de Brabant-septentrional. Les convives du Carnaval circulent déguisés à travers les rues et se rejoignent dans les bars et les salles des fêtes. Les salles des fêtes sont ornées de masques et de serpentins, et la musique connait un propre répertoire du Carnaval. Le moment de la célébration dépend de la date variable où Pâques est célébrée chaque année. Le septième dimanche précédent Pâques est le dimanche de Carnaval. Les nombreux Princes du Carnaval prennent rituellement, à partir du samedi ou du dimanche pendant trois jours, le pouvoir des autorités civiles sur les villages et les villes (le transfert de pouvoir ou de clés) et célèbrent avec leurs sujets, les convives du Carnaval, l'établissement temporaire de leur royaume de bouffons. Les convives s’habillent dans l’un de leurs déguisements souhaités et en prennent, dans l’ivresse du carnaval de trois jours, possession de la rue et les cafés. Pendant l'une de ces trois journées de carnaval, un défilé a lieu dans les rues : La marche triomphale du Prince du Carnaval. Et le Mardi Gras autour de minuit, a lieu rituellement, en de nombreux endroits, un adieu collectif à l’encontre du royaume des bouffons et de son Prince. Les mascottes, les symboles et les costumes de carnaval sont ensuite brûlés, enfouis ou noyés. Le Mercredi des Cendres, la vie quotidienne reprend ses droits |